Februari 25, 2020

Lezing

De brief van Sint Jacobus 4: 1-10

4:1Waar komen oorlogen en twisten onder jullie vandaan?? Is het niet hiervan: vanuit je eigen verlangens, welke strijd binnen jouw leden?
4:2Je verlangt, en dat heb je niet. Je bent jaloers en je doodt, en je kunt het niet verkrijgen. Je maakt ruzie en je vecht, en dat heb je niet, omdat je het niet vraagt.
4:3Je vraagt ​​en je ontvangt niet, omdat je het slecht vraagt, zodat u het voor uw eigen wensen kunt gebruiken.
4:4Jullie overspelers! Weet je niet dat de vriendschap van deze wereld vijandig tegenover God staat?? Daarom, iedereen die ervoor heeft gekozen een vriend van deze wereld te zijn, is tot een vijand van God gemaakt.
4:5Of denkt u dat de Schrift tevergeefs zegt?: ‘De geest die in jou leeft, verlangt naar afgunst?”
4:6Maar hij geeft een grotere genade. Daarom zegt hij: “God weerstaat de arroganten, maar Hij schenkt genade aan de nederigen.”
4:7Daarom, onderworpen zijn aan God. Maar weersta de duivel, en hij zal van je vluchten.
4:8Dichter tot God komen, en hij zal dichter bij je komen. Reinig je handen, jullie zondaars! En zuiver uw hart, jullie dubbelhartige zielen!
4:9Wees getroffen: treuren en huilen. Laat uw lachen veranderen in rouw, en jouw vreugde in verdriet.
4:10Wees nederig in de ogen van de Heer, en hij zal je verhogen.

Evangelie

Het Heilig Evangelie volgens Marcus 9: 30-37

9:30Vervolgens onderwees hij zijn discipelen, en hij zei tegen hen, ‘Want de Mensenzoon zal in de handen van de mensen worden overgeleverd, en ze zullen hem doden, en vermoord zijn, op de derde dag zal hij weer opstaan.”
9:31Maar ze begrepen het woord niet. En ze waren bang om hem te ondervragen.
9:32En zij gingen naar Kapernaüm. En toen ze in huis waren, hij ondervroeg hen, ‘Wat hebben jullie onderweg besproken??”
9:33Maar ze waren stil. Voor inderdaad, onderweg, ze hadden onderling gediscussieerd over de vraag wie van hen de grootste was.
9:34En zitten, hij riep de twaalf, en hij zei tegen hen, ‘Als iemand de eerste wil zijn, hij zal de laatste van allen zijn en de dienaar van allen.”
9:35En een kind nemen, hij plaatste hem in hun midden. En toen hij hem had omhelsd, zei hij tegen hen:
9:36“Wie ook maar zo’n kind in mijn naam ontvangt, ontvangt mij. En wie mij ontvangt, ontvangt mij niet, maar hij die mij heeft gestuurd.’
9:37John reageerde hierop door te zeggen, "Docent, we zagen iemand demonen uitdrijven in jouw naam; hij volgt ons niet, en dus hebben we hem verboden.”