December 8, 2011, First Reading

The Feast of the Immaculate Conception

A Reading From the Book of Genesis 3: 9-15, 20

3:9 En de Here God riep Adam en zei tegen hem: "Waar ben je?”
3:10 En hij zei, 'Ik hoorde je stem in het paradijs, en ik was bang, omdat ik naakt was, en dus verborg ik mezelf.”
3:11 Hij zei tegen hem, 'Wie heeft je dan verteld dat je naakt was?, als je niet hebt gegeten van de boom waarvan ik je heb opgedragen niet te eten?”
3:12 En Adam zei, "De vrouw, die je me als metgezel hebt gegeven, van de boom aan mij gegeven, en ik heb gegeten.”
3:13 En de Here God zei tegen de vrouw, “Waarom heb je dit gedaan?' En ze reageerde, 'De slang heeft me bedrogen, en ik heb gegeten.”
3:14 En de Here God zei tegen de slang: 'Omdat je dit hebt gedaan, je bent vervloekt onder alle levende wezens, zelfs de wilde dieren van de aarde. Op je borst zul je reizen, en de grond zult u eten, alle dagen van je leven.
3:15 Ik zal vijandschap stichten tussen jou en de vrouw, tussen uw nageslacht en haar nageslacht. Ze zal je hoofd verpletteren, en je zult op de loer liggen voor haar hiel.
3:20 En Adam noemde de naam van zijn vrouw, 'Vooravond,’ omdat zij de moeder van alle levenden was.