July 12, 2012, Lezing

The Book of the Prophet Hosea 11:1-4, 8-9

11:1 Net zoals de ochtend verstrijkt, zo is de koning van Israël voorbijgegaan. Want Israël was een kind en ik hield van hem; en uit Egypte heb ik mijn zoon geroepen.
11:2 Ze belden ze, en zo vertrokken ze voor hun aangezicht. Ze boden slachtoffers aan de Baäls, en zij offerden aan gesneden beelden.
11:3 En ik was als een pleegvader voor Efraïm. Ik droeg ze in mijn armen. En ze wisten niet dat ik ze genas.
11:4 Ik zal ze trekken met de koorden van Adam, met de bands van liefde. En ik zal voor hen zijn als iemand die het juk op hun kaken legt. En ik zal naar hem toe reiken zodat hij kan eten.
11:8 Hoe zal ik voor je zorgen, Efraïm; hoe zal ik je beschermen, Israël? Hoe zal ik voor jou zorgen zoals voor Adam; zal ik je zetten als Zeboïm? Mijn hart is in mij veranderd; samen met mijn spijt, het is aangewakkerd.
11:9 Ik zal niet handelen naar de woede van mijn toorn. Ik zal niet terugkeren om Efraïm volledig te vernietigen. Want ik ben God, en niet de mens, het Goddelijke in uw midden, en ik zal niet oprukken naar de stad.

Opmerkingen

Leave a Reply