Kunnen 12, 2013, First Reading

De Handelingen van de Apostelen 1: 15-17, 20-26

1:15 In die dagen, Pieter, opstaan ​​in het midden van de broers, gezegd (nu was de menigte mannen in totaal ongeveer honderdtwintig):
1:16 “Adellijke broeders, de Schrift moet worden vervuld, die de Heilige Geest bij monde van David voorzegde over Judas, die de leider was van degenen die Jezus arresteerden.
1:17 Hij was onder ons geteld, en hij werd door het lot gekozen voor deze bediening.
1:20 Want het staat geschreven in het boek Psalmen: 'Laat hun woonplaats woest zijn en moge er niemand zijn die erin woont,' en 'Laat een ander zijn episcopaat nemen.'
1:21 Daarom, het is nodig dat, van deze mannen die met ons samengekomen zijn gedurende de hele tijd dat de Heer Jezus onder ons in en uit ging,
1:22 beginnend bij de doop van Johannes, tot de dag dat hij van ons werd weggenomen, een van hen moet samen met ons getuigen van zijn opstanding.”
1:23 En zij stelden er twee aan: Jozef, die Barsabbas heette, die bijgenaamd Justus was, en Matthias.
1:24 En bidden, ze zeiden: "Mag je, O Heer, die het hart van iedereen kent, onthullen welke van deze twee je hebt gekozen,
1:25 plaats te nemen in deze bediening en dit apostelschap, waarvan Judas uitging, zodat hij naar zijn eigen plaats kan gaan.”
1:26 En zij wierpen het lot over hen, en het lot viel op Matthias. En hij werd geteld bij de elf apostelen.

Opmerkingen

Leave a Reply